Wel een beetje licht
19 mei 2022
‘Ik stap er open in en zie wel wat er op me af komt’
‘Als oncologieverpleegkundige in het ziekenhuis heb ik veel mensen zien sterven. Bij de VPTZ kan ik in die fase opnieuw veel voor mensen betekenen.
Daardoor voel ik me waardevol. De eerste keer ging ik met knikkende knieën en pijn in mijn buik naar een gezin. Thuis bij iemand aan een sterfbed zitten is anders dan in het ziekenhuis. Het is iedere keer weer spannend wat ik zal aantreffen. Telkens stap ik er open in en zie wel wat er op me af komt. Met een ontspannen houding kan ik het beste aansluiten bij wat iemand nodig heeft. Ik kan geen beterschap brengen, wel een beetje licht. De naasten voor wie ik met name kom zijn soms aan het einde van hun latijn en blij dat ze een nacht kunnen doorslapen. Af en toe blijven ze de eerste keer bij me zitten. Ze vinden het fijn dat ze met iemand kunnen praten over de situatie. Als ik dan weer kom durven ze me alleen te laten bij de stervende. Dat kan ook heel even zijn. Zo wilde een man van een vrouw die terminaal was elke dag even met de hond wandelen. We hebben daar als vrijwilligers om de beurt een uurtje gezeten.
Eén nacht per week kan ik worden opgeroepen en daarnaast ook nog een keer overdag. Gedurende de nacht stellen mensen zich meer open. Dan heb je hele andere gesprekken. Mensen willen voor hun dood vaak nog veel vertellen, uiteraard in vertrouwen. Laatst zat ik bij een stervende man aan zijn bed. Hij vloekte veel. Gezien zijn situatie snapte ik dat heel goed en ik vroeg hem of ik een potje met ‘m mee zou vloeken. Eerst keek hij me verbaasd aan en daarna hebben we samen heftige gesprekken gevoerd. Het was mooi om te zien dat hij mede daardoor berustte in zijn situatie en nog van goede momenten kon genieten. Soms lukt het niet meer om gesprekken te voeren. Cliënten krijgen ’s avonds vaak slaapmedicatie. Die mogen wij geven als ze klaar liggen. Daarna ga ik erbij zitten en sokken stoppen, zodat ik niet in slaap val en mensen kan helpen als dat nodig is. Als er iets is dat ik niet kan oplossen, schakel ik de thuiszorg in. Omdat ik niet wist wat ik moest doen was ik eerder bang dat iemand in mijn bijzijn dood zou gaan. Nu ik het een paar keer heb meegemaakt weet ik dat ik niks hoef te doen, behalve de familie waarschuwen. Als mensen zijn overleden en ik ben er vaak geweest denk ik nog weleens aan hen. Ik vind het bijzonder dat ze mij in vertrouwen hebben toegelaten bij dat laatste stukje.’
‘Als oncologieverpleegkundige in het ziekenhuis heb ik veel mensen zien sterven. Bij de VPTZ kan ik in die fase opnieuw veel voor mensen betekenen.
Daardoor voel ik me waardevol. De eerste keer ging ik met knikkende knieën en pijn in mijn buik naar een gezin. Thuis bij iemand aan een sterfbed zitten is anders dan in het ziekenhuis. Het is iedere keer weer spannend wat ik zal aantreffen. Telkens stap ik er open in en zie wel wat er op me af komt. Met een ontspannen houding kan ik het beste aansluiten bij wat iemand nodig heeft. Ik kan geen beterschap brengen, wel een beetje licht. De naasten voor wie ik met name kom zijn soms aan het einde van hun latijn en blij dat ze een nacht kunnen doorslapen. Af en toe blijven ze de eerste keer bij me zitten. Ze vinden het fijn dat ze met iemand kunnen praten over de situatie. Als ik dan weer kom durven ze me alleen te laten bij de stervende. Dat kan ook heel even zijn. Zo wilde een man van een vrouw die terminaal was elke dag even met de hond wandelen. We hebben daar als vrijwilligers om de beurt een uurtje gezeten.
"Ik kan geen beterschap brengen, wel een beetje licht"
Mensen willen nog veel vertellenEén nacht per week kan ik worden opgeroepen en daarnaast ook nog een keer overdag. Gedurende de nacht stellen mensen zich meer open. Dan heb je hele andere gesprekken. Mensen willen voor hun dood vaak nog veel vertellen, uiteraard in vertrouwen. Laatst zat ik bij een stervende man aan zijn bed. Hij vloekte veel. Gezien zijn situatie snapte ik dat heel goed en ik vroeg hem of ik een potje met ‘m mee zou vloeken. Eerst keek hij me verbaasd aan en daarna hebben we samen heftige gesprekken gevoerd. Het was mooi om te zien dat hij mede daardoor berustte in zijn situatie en nog van goede momenten kon genieten. Soms lukt het niet meer om gesprekken te voeren. Cliënten krijgen ’s avonds vaak slaapmedicatie. Die mogen wij geven als ze klaar liggen. Daarna ga ik erbij zitten en sokken stoppen, zodat ik niet in slaap val en mensen kan helpen als dat nodig is. Als er iets is dat ik niet kan oplossen, schakel ik de thuiszorg in. Omdat ik niet wist wat ik moest doen was ik eerder bang dat iemand in mijn bijzijn dood zou gaan. Nu ik het een paar keer heb meegemaakt weet ik dat ik niks hoef te doen, behalve de familie waarschuwen. Als mensen zijn overleden en ik ben er vaak geweest denk ik nog weleens aan hen. Ik vind het bijzonder dat ze mij in vertrouwen hebben toegelaten bij dat laatste stukje.’